Wrijver (3)
Ook in Dordrecht waren de kunstbewerkingen van Gerrit niet onopgemerkt gebleven. Al op 14 december 1880, dus twee weken vóór het verschijnen van de gewraakte advertentie in de NRCt, was door de Commissaris van Politie te Dordrecht tegen hem proces-verbaal opgemaakt. Dat hij daarna gewoon doorging met adverteren en behandelen, tekent naar mijn idee zijn groeiend zelfvertrouwen.
Afgezien daarvan lijkt het erop dat zijn praktijk als wrijver hem een meer dan redelijk inkomen begon op te leveren.

Het proces verliep in grote lijnen hetzelfde als het Rotterdamse proces van april 1880.
Allereerst werd vastgesteld dat Gerrit – van beroep wrijver – niet in het bezit was van een bevoegdheid tot het uitoefenen van de geneeskunst. De eis van Substituut-Officier luidde dan ook:
‘veroordeling wegens het onbevoegd uitoefenen der geneeskunst tot een geldboete van ƒ 100,– subsidiair veertien dagen gevangenisstraf’.
Vervolgens kwamen de verklaringen van in totaal zes getuigen aan de orde – vier mannen (een loodgieter, een schilder, een timmerman en iemand zonder beroep) en twee vrouwen (beiden huisvrouw).
Vier getuigen waren door Gerrit gediagnosticeerd met asthma (eenmaal in combinatie met zenuwkramp), één cliënt had volgens hem heupziekte en zenuwkramp en de zesde zou rheumatiek hebben.
De therapie was weinig gevarieerd: in alle gevallen gedurende enige weken dagelijks (behalve op zondag) inwrijven van borst, rug, nek, heup, bil en/of armen ‘met eenig vocht door hem, beklaagde, in een fleschje medegebracht’.
Daarnaast diende de cliënt Urbanuspillen te gebruiken.
De kosten liepen uiteen van ƒ 2,– per behandeling tot ƒ 14,– per week.
Al deze feiten werden door de beklaagde volmondig ‘bekend’.
Ter terechtzitting werden de vier mannelijke getuigen én de echtgenoten van de twee vrouwelijke getuigen (dus niet de vrouwen zelf) nog eens onder ede gehoord. Dit leverde geen nieuwe informatie op. Wel blijkt uit het staartje van het vonnis dat de vier mannelijke cliënten expliciet hadden verklaard baat te hebben gehad bij de behandeling, terwijl klachten over de financiële aderlating die deze had gevergd, ontbreken.
Ook deze Rechtbank zag ruimte voor verzachtende omstandigheden: de beklaagde werd veroordeeld tot een boete van ƒ 25,– subsidiair zeven dagen gevangenisstraf.
[8 februari 2019]
2 gedachten over “Gerrit II Hofmans (16)”