Mijn vader was geen man om bij de pakken neer te zitten. Binnen een jaar was er een nieuwe vrouw – Wietje Oeberius Kapteyn (31). Ze trouwden in Leeuwarden, op 26 november 1955. Arthur was 39.
Wietje was minder outgoing dan mijn moeder, meer van de huiselijke gezelligheid. Bovendien had ze duidelijke opvattingen over de opvoeding, terwijl de aanpak van mijn moeder volgens mij meer ‘uit de losse hand’ was geweest. Er veranderde dus nogal wat. Toch heb ik goede herinneringen aan die eerste jaren: we waren weer een normaal gezin.
In april 1958 werd mijn broertje Willem Jan geboren, in augustus 1959 mijn broertje Wilfred, in januari 1962 mijn zusje Margriet; het gezin veranderde binnen vier jaar volledig van karakter.

En toen werd ook Wietje ziek; de diagnose hoorde ik pas jaren later: Hodgkin.
Wietje herstelde, maar daarna had zij nog maar één prioriteit in het leven: de drie kinderen.
Arthur had het intussen druk, niet alleen met zijn praktijk, maar ook met de talloze commissies en andere clubjes waarin hij zitting had – al was er ook tijd voor schouwburg- en concertbezoek, en was hij ’s avonds altijd te vinden voor een potje schaak. Daarnaast waren er natuurlijk vakanties, maar daar was ik al gauw niet meer bij.
De kwaliteit van de (kleuren)foto’s uit deze periode is belabberd, en mijn vader staat er nooit in gezinsverband op.
In 1978 was de Hodgkin terug. Opnieuw werd de ziekte tot staan gebracht, maar Wietje was voortaan veroordeeld tot een rolstoel.
Zij overleed op 10 maart 1983. Haar drie kinderen waren het huis uit, haar echtgenoot was afwezig voor een van zijn clubjes.
Ik gedenk haar met deernis.
[16 mei 2018]
Eén gedachte over “Arthur Hofmans (3)”