Niks?
Toen ik een jaar of 6 was, logeerde ik een paar dagen bij de ouders van mijn moeder. Naast hen woonde een beeldschoon meisje, even oud als ik, waarop ik mij hevig verliefde.
’s Avonds, aan tafel, verklaarde ik dat ik later met haar wenste te trouwen.
‘Dat kan niet’, sprak mijn opa, ‘ze zijn katholiek.’
‘Katholieken trouwen niet met andere mensen.’
Thuis waren wij uitdrukkelijk niet katholiek. Wij waren niks. En op de scholen die ik bezocht, heerste onder een oppervlak van neutraliteit de sfeer van het vrijzinnig protestantisme van de Rotterdamse elite.
Niemand was er katholiek.
Dat de familie Hofmans vanouds wel degelijk katholiek was, ontdekte ik pas later, en daarna heeft het nog lang geduurd voordat dat feit echt tot mij is doorgedrongen.


Katholieken vormden in Nederland eeuwenlang een minderheid, die politiek en religieus werd gekoeioneerd door een andere minderheid, die zowel het ware geloof als de macht in pacht had. Dat wist ik natuurlijk allang, maar nu besefte ik dat ook mijn familie tot die minderheid had behoord.
En zo begon ik mij af te vragen wat het betekend had om katholiek te zijn in een door protestanten – calvinisten – gedomineerd land.
[18 december 2018]