Epiloog
Waarschijnlijk verslechterde de gezondheidstoestand van Reinier in de loop van 1854. In ieder geval kon het gezin niet meer rondkomen en moest het Huiszittenhuis* bijspringen. Bovendien verviel na zijn overlijden ook nog zijn pensioen van f 88,– per jaar.

Uit de twee kolommen rechts blijkt dat het gezin ondersteuning kreeg in de winters van 1854 en 1855 en in de zomers van 1855 en 1856 (met welke bedragen is onbekend). Eind juni 1856 werden de kinderen opgenomen in het Diaconie Weeshuis en kwam dus een eind aan de ondersteuning.
De tekst ‘Beide G.L. 1852’ betekent waarschijnlijk dat beide ouders sinds 1852 lidmaat van de hervormde (gereformeerde) kerk waren.
Reinier wordt ‘sjouwerman’ genoemd; je vraagt je af wat er nog te sjouwen viel door een man van 69.
Nadat ook Fennigje van der Linde was overleden, werden de kinderen op initiatief van ‘onvermogende vrienden’ aangemeld bij het Diaconie Weeshuis van de Hervormde Gemeente. Op 24 juni 1856 kwam deze tot een positief besluit.

In de linker kolom lezen we onder meer dat Fennigje op 29 april 1852 lidmaat van de hervormde kerk was geworden, waardoor de kinderen in aanmerking kwamen voor een plaats in het weeshuis.
In de rechter kolom wordt een overzicht van de nalatenschap gegeven: de waarde van de inventaris bedroeg f 8,10 ‘benevens eenige Lombardbriefjes’; de schulden bedroegen f 18,05. Dat betekent dat de kinderen geheel ten laste van het weeshuis kwamen.
Verder blijkt uit het document dat de kinderen niet gevaccineerd waren (tegen pokken).
Johanna bleef hier tot mei 1859. Zij werkte daarna als dienstbode en trouwde in 1868 met Johannes Hamer. Het echtpaar kreeg twee dochters en twee zonen, die ook weer zouden trouwen.
Johanna overleed op 10 augustus 1928 in Amsterdam.
Hendrik bleef tot mei 1861 in het weeshuis. In 1860 werd hij gekeurd voor militaire dienst; volgens het Militieregister was hij toen 1.75 m lang (net zo lang als zijn vader) en was zijn beroep koperslager (hetzelfde beroep als zijn vader korte tijd zou hebben uitgeoefend). Later was hij werkzaam als gasfitter.
Hendrik trouwde in 1866 met Matje van der Werff en kreeg met haar één dochter, die ongehuwd overleed.

Hendrik zelf overleed op 5 oktober 1911, in Muiden.
Ten slotte
Aan het eind van deze queeste kom ik terug op Reiniers oudste dochter, die nooit enig idee heeft gehad van het roerige bestaan van haar vader.
Toen Reinier stierf, was Helena Lindeman al ruim elf jaar dood. Zij had vijf kinderen gebaard, van wie er slechts één in leven was gebleven.
Dat was mijn overgrootvader Gerardus Adrianus Petrus Hofmans.
Begin 1855 was Gerrit 13. Hij woonde in Rotterdam en droomde van een grote toekomst.
__________
* De Huiszittenhuizen waren de huizen van waaruit de bedeling aan ‘huiszittende armen’ plaatsvond: arme mensen die niet in een gasthuis of tehuis waren gehuisvest, maar nog in hun eigen huis woonden. Deze vorm van armenzorg, oorspronkelijk georganiseerd door de kerk, was in de 17de eeuw onder de hoede van het stadsbestuur gekomen.
Bron Stadsarchief Amsterdam.
[8 augustus 2019]
Eén gedachte over “Reinier Lindeman (slot)”