Tot aller Welzijn
Theodorus Wylacker werd geboren in Rotterdam op 19 of 20 januari 1804 en werd gedoopt op 20 januari in de RK kerk aan het Steiger. Zijn vader, Petrus Joannes Wylacker was kleermaker; zelf zou Theodorus ook kleermaker worden.
Kennelijk lieten de verdiensten in deze bedrijfstak te wensen over, want vader en zoon zagen zich omstreeks 1830 genoodzaakt een tweede baan te nemen. Voor Petrus was dat ‘Bestelder van het Amsterdamse Binnenveer’, Theodorus werd door het gemeentebestuur gepatenteerd als ‘bedienaar ter begrafenis’.
In deze laatste hoedanigheid moet hij in contact zijn gekomen met Pieter Struijck, ‘verhuurder van rouwkoetsen’.
Struijck en Wylacker richtten op 24 september 1838 samen een begrafenisfonds op onder de zinspreuk Tot aller Welzijn – de eerste als directeur, de tweede als secretaris. Struijck verliet de onderneming echter al in november van hetzelfde jaar, waarna Wylacker verder optrad als directeur-secretaris.
Voor het innen van de (wekelijkse) contributies werd medio 1839 een bode aangesteld. Aangezien de zaken zich voorspoedig ontwikkelden, volgde de aanstelling van een tweede bode in december 1839, en een derde bode op 11 maart 1841.
Die derde bode was Willem Hendrik Hofmans, op dat moment 29 jaar oud, zonder beroep, wonende Hang D49. Zijn drie kinderen waren kort tevoren overleden, zijn vrouw was opnieuw zwanger.
De ‘aanstellingsakte’ die Willem Hendrik ontving, bevatte onder meer de volgende bepalingen:
- Hij moet wekelijks de contributie aan de huizen van de leden ophalen en als betalingsbewijs een ‘kwitantielootje’ afgeven.
- Als beloning ontvangt hij wekelijks 75 cent van elke 100 leden (kinderen uitgezonderd).
- Voor ieder door hem ingeschreven nieuw lid ontvangt hij 5 cent.
- Bij overlijden van een lid waarvan hij contributie ophaalt, fungeert hij als manteldrager. Als vergoeding daarvoor krijgt hij 50 cent in de 3e en 4e Rang en 1 gulden in de 1e, 2e en extra Rang.
Ik ontleen deze gegevens aan een artikel van J. Sierag, getiteld Tot aller Welzijn. De beginjaren van een Rotterdams begrafenisfonds, verschenen in het Rotterdams Jaarboekje 1988, maar ook hier te vinden op internet.
De indiensttreding bij dit aanvankelijk simpele verzekeringsfonds, dat echter zou uitgroeien tot de NV Rotterdamsche Verzekering-Societeiten (RVS), was een opmerkelijk wending in de loopbaan van Willem Hendrik, die een nadere verklaring vraagt.
Allereerst valt op dat alle betrokkenen bij Tot aller Welzijn (directie, commissarissen, bodes) van oorsprong ambachtslieden en kleine middenstanders waren: kleermaker, timmerman, schoenmaker, tabakskerver, kunstlakker; in een dergelijk gezelschap was Willem Hendrik geen vreemde eend in de bijt. Daarnaast was er een gemeenschappelijke kerkelijk achtergrond: zowel Theodorus Wylacker als Willem Hendrik waren gedoopt in de RK kerk aan het Steiger, en vermoedelijk maakten beiden omstreeks 1840 nog altijd (c.q. opnieuw) deel uit van deze parochie. En ten slotte woonden woonden beide heren bij elkaar in de buurt (respectievelijk Vissersdijk en Hang).

Behalve als bode werkte Willem Hendrik als ‘bedienaar ter begrafenis’. De eerste keer dat hij als zodanig wordt vermeld in de Rotterdamse adresboeken, dateert uit 1847. Hij zou dat werk tot op hoge leeftijd blijven doen. De laatste vermelding dateert uit het adresboek van 1891; hij was toen 79 jaar oud.
[14 oktober 2018]
Eén gedachte over “Willem Hendrik Hofmans (8)”