Kanttekeningen bij een vonnis
Het vonnis van 20 april 1880 roept een paar vragen op.
Allereerst is daar de vraag waarom deze, in wezen simpele zaak, waarvoor alleen een geldboete werd geëist, werd behandeld door een meervoudige kamer. Dat klemt te meer, als we bedenken dat Gerrit veertien jaar later in Den Haag terecht zou staan voor een kantonrechter, wiens vonnis uiteindelijk zou leiden tot levenslange opsluiting.*
Dan rijst de vraag op grond van welke overwegingen ‘het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst’ door de rechtbank als bewezen is aangenomen. Het wrijven door Gerrit viel toch nauwelijks te onderscheiden van masseren (dat zeker niet als het uitoefenen van de geneeskunst werd beschouwd), de middelen die hij voorschreef, waren vrij verkrijgbaar, en naar de diverse vloeistoffen die hij toepaste, was geen enkel onderzoek verricht. Het lijkt er dan ook op dat deze vraag niet echt aan de orde is geweest.
Daar komt dan nog bij dat alle vier de getuigen niet alleen geen schade hadden geleden, zoals het vonnis vermeldt, maar ook baat hadden gevonden bij de behandeling, wat het vonnis niet vermeldt.
Een heel andere vraag betreft de vier getuigen: wat waren dat voor mensen die hun toevlucht zochten bij een ziekenoppasser, die beweerde over bijzondere geneeskrachtige methoden te beschikken, en wat kostte die behandeling hun per saldo?
Johanna (Anna) Everdina Kraaijenbrink was geboren in Doesburg op 24 september 1850; ten tijde van de behandeling was zij dus 28 à 29 jaar oud. Zij woonde met een jonger zusje bij haar moeder in de Warmoeziersstraat. Hun vader – overleden in 1871 – was timmerman geweest; van Anna zelf is geen beroep bekend.
Als we aannemen dat Anna gedurende tien à twaalf weken is behandeld, dan zal die behandeling haar in totaal ƒ 16,– à ƒ 20,– hebben gekost.
Johannes van der Meijden werd op 18 mei 1873 geboren als zoon van Cornelis van der Meijden, timmerman, en Cornelia Petronella Plat. Twee jaar later werd nog een dochter geboren. Het gezin woonde in de Batavierstraat.
De kosten voor de behandeling van de kleine Johannes bedroegen 13x ƒ 2,– = ƒ 26,–.
Seidje de Lange, geboren in Rotterdam op 6 juni 1833, was getrouwd met Johannes Seepers, adjunct-commies; ten tijde van de behandeling was zij omstreeks 45 jaar oud. Het echtpaar kreeg acht kinderen, waarvan er begin 1880 drie waren overleden; een vierde zou later in 1880 overlijden. Het gezin woonde, net als Anna Kraaijenbrink, in de Warmoeziersstraat.
De behandeling van Seidje moet een klein vermogen hebben gekost: als we uitgaan van 22 weken à ƒ 7,– per week, komen we uit op ƒ 154,–. Gelukkig had zij ‘zooveel baat bij zijne hulp (…) gevonden dat zij nu weder zich kan bewegen.’
Johanna (Anna) Aliet (en niet Alit, zoals in het vonnis staat) werd op 17 oktober 1829 geboren in Nijmegen. Daar trouwde zij met Willem de Rooij, schoenmaker van beroep. In de jaren vijftig verhuisde het gezin naar Rotterdam. In 1880 woonden ze in de Boschlaan.
De kosten voor Anna Aliet vielen mee: 40x 25 cent = ƒ 10,–.
Ten slotte nog een laatste vraag: was de plaatsing van een advertentie een spontane actie van Cornelis van der Meijden, of zou Gerrit daar de hand in hebben gehad?
__________
* De verklaring ligt in het feit dat in deze jaren nog altijd de oude Franse Code pénal werd gehanteerd. In 1886 werd een nieuw Wetboek van Strafrecht ingevoerd en toen werd ook de rechterlijke organisatie drastisch aangepast. Ik zal er binnenkort een stukje aan wijden.
[31 januari 2019 / 26 juni 2020]
Eén gedachte over “Gerrit II Hofmans (13)”