Artillerist bij de marine
Het afblazen van de voorgenomen invasie van Engeland in augustus 1805 betekende voor Napoleon aanvankelijk nog geen afstel. Dat veranderde echter op 21 oktober, toen een grote Franse vloot bij Trafalgar werd verslagen door een Engelse vloot onder bevel van admiraal Horatio Nelson. De Engelsen bevestigden hiermee hun suprematie ter zee en Napoleon koos daarna noodgedwongen voor een andere strategie. Met een economische blokkade – het Continentaal stelsel – probeerde hij Engeland niet langer militair, maar economisch te treffen.
De rol van de Bataafse marine was door deze ontwikkelingen teruggebracht tot louter defensieve taken – het beschermen van de kust en de grote zeearmen – en het tegengaan van smokkelhandel.
Op 5 juni 1806 kwam een einde aan de Bataafsche Republiek. Lodewijk Bonaparte, 27 jaar oud, werd koning van Holland, maar was in de praktijk weinig meer dan de gekroonde zetbaas van zijn oudere broer. Niettemin probeerde hij een zelfstandige koers te varen en verzette hij zich tegen maatregelen die indruisten tegen de Nederlandse belangen.
Daarnaast toonde hij de nodige daadkracht, die echter niet altijd even positief uitpakte. Zo vaardigde hij op 23 augustus 1806 een decreet uit waarbij de oprichting van een elitekorps onder de benaming Koninklijke Grenadiers der Marine werd aangekondigd.
Het decreet werd binnen de marine met weinig enthousiasme ontvangen en een zekere kapitein Wolterbeek reageerde op de plannen met een memorie, waarin hij betoogde dat de marine eerder behoefte had aan een keurkorps kanonniers. In dat korps zouden ook vrijwilligers uit de artillerie van de landmacht moeten worden opgenomen, die dan tevens als instructeur zouden kunnen worden ingezet.
Het voorstel van Wolterbeek werd met enkele wijzigingen aanvaard en het resultaat was dat de volgende jaren op alle schepen van de marine kanonniers uit de landmacht werden gedetacheerd.
Reinier Lindeman was een van degenen die deze vrijwillige overstap naar de marine maakte; dat gebeurde op 10 mei 1808. Financieel betekende dit een forse vooruitgang: hij ging bijna tweemaal zoveel verdienen.
Van 1 december 1808 t/m 31 mei 1809 diende Reinier op het linieschip de Chattam. Over deze periode van zes maanden is zijn ‘rekening courant’ in de scheepsboekhouding bewaard gebleven.

Vervolgens diende Reinier ruim een maand op De Koninglijke Hollander, eveneens een linieschip. Van dit schip bestaat een tekening, die hier te zien is, maar die ik wegens onvoldoende resolutie (nog) niet in deze blog kan laten zien. Wel is er een afbeelding van een model van een 19e-eeuws linieschip beschikbaar.

Op 5 juli 1809 werd Reinier overgeplaatst naar de ‘Zeeuwse Armade’, een flottielje van 30 kanonneerboten, die in het Veerse Gat en de monding van de Oosterschelde moesten patrouilleren.

[15 juli 2019]
2 gedachten over “Reinier Lindeman (8)”