Memorie van verdediging
Hieronder volgt de transcriptie van de Memorie van verdediging van Gerrit Hofmans, zoals uitgesproken voor het Geregtshof te Amsterdam op 16 augustus 1882.
Memorie van verdediging voor het
Hooge Gerechtshof te Amsterdam 1882
Alhoewel ik niet de eer heb me te kunnen beroemen op een diploma als arts of een ander bewijs tot uitoefening van eene of een andere tak op het gebied der geneeskunst; zoo heb ik toch het groote voorrecht gesmaakt in de Sexciekamer en in verschillende hospitalen op Java groote praktische vindingen te kunnen opdoen.
Steeds een warm, kloppend hart hebbende voor de geneeskunst, gepaard aan innergie en een vaste wil, heeft me; omdat de gelegenheid mij daarvoor met honderden gevallen voorkwam, zoowel bij levenden als dooden lichamen een scherpe blik doen slaan op eene der vreselijkste kwalen, waarmede helaas zoovelen van het menschdom geteisterd zijn, namelijk: de Aschtma; ik heb na jaren arbeid en zoekens ten koste vaak van mijne nachtrust, haar leeren kennen in hare wording dus met andere woorden haar ontstaan, haar zijn en het eindelijk ten grave slepen harer tallooze slachtoffers.
Niemand vermogt eindelijk regt te weten wat Aschtma was, hoe ze ontstond en dus veel minder hoe ze te genezen; men zag het de patiënten benauwd, vreselijk benauwd hebben, men stond er bij en kon er betrekkelijk niets aan doen, totdat de laatste benauwdheid daar was, en een einde aan menig nog jeugdig leven maakte.
Verscheidenen zag ik in de kracht kuns levens hieraan bezwijken, totdat ik eindelijk na lang zoeken, door eene toevallige samenloop van omstandigheden achter dat groote geheim kwam, waarna zoovele eeuwen vergeefs is gezocht.
Nu ik naast de krachten van moeder natuur reeds bij zoo vele lijders, een goede uitkomst mijner geneeswijze zag, nu ik het groote voorrecht heb gesmaakt, lijders, welke door de heeren medici waren opgegeven, te behouden en weer gezond te doen rondwandelen, nu acht ik het mijne plicht, in het publiek te spreeken.
Voorzeker is mij bekend, dat deze plicht, welke ik mij voorneem te vervullen, niet van de gemakkelijkste is, vooral niet in ons Nederland, als men opentlijk in het strijdperk treed tegen onze heeren medici, en het er op gemund is een of ander medicament uit de voeten te maken, te meer omdat ik niet gepromoveerd ben als arts, is die taak zeer moeielijk voor mij.
Doch niettegenstaande dit alles, zal ik als den koning van het woud op den worstelheuvel treden, en met leeuwenmoed mijne stelling verdedigen.
Door welke verschillende omstandigheden Aschtma kan ontstaan, kunt U in mijne brochure lezen; zeer zeker worden er velen nog op jeugdigen leeftijd Aschtma-lijders gemaakt, bijvoorbeeld: stel U eens voor een kind dat aan mazelen of roodvonk lijdende is; zoo gauw als deze ziekte lang genoeg heeft geduurd; de crisis is achter de rug, dat kind kan weer zijn gewone gang gaan; maar dat kind kan niet meêdoen met de andere makkers zooals vroeger, dat kind is hangerig, lomerig, kortom in een woord lusteloos.
Nu wordt den dokter geraadpleegd en dezen geeft geen ander advies, als het is eene zwakte-toestand overgehouden uit de ziekte of hij behandelt het als febris of koorts en geeft dan quinine of in het eerste geval krijgt dat kind een recept voor staaldruppels; met wat hebben wij nu hier te doen, is dit werrekelijk zwakte of koorts of zijn er nog kiemstoffen van vergiftiging in het bloed achtergebleven?
Hierop kan ik gerust bevestigend antwoorden en door ondervinding zeggen dat het laatste het geval is, inplaats van dat men nu gaat werken om het bloed wat dun en in een geregelde circulatie te houden ten einde de nog overgeblevene kiemstoffen uit te drijven begint men door het toedienen van staaldruppels, natuurlijk door de ijzeroxyde het bloed nog meer te verdikken en trager in zijne loop te maken, waaruit volgt dat de nog bestaande bloedvergiftiging hierdoor grooter wordt gemaakt, de lusteloosheid neemt toe hetzij dat het kind dikke enkels of voeten krijgt met verlamming of Aschtma of het zet zich tot borst of longtering.
Verder wil ik aantoonen het verschijnsel wat men bij alle patiënten waarneemt, ten einde ieder duidelijk te maken opdat hij zelf kan oordelen.
Als men na den dood het lijk opent, vind men verschillende plekken in de pulmonis of longen waarvan de vassa of vaten zijn gevuld met dikke bloedderige vuile stoffen, evenzo vind men die plekken in het innerlijk tela muscularis of spierweefsel de renes of nieren vertoonen zich gezwollen en zijn ook met dikke, vuile gewoonlijk geele breiachtige stof gevuld, welke de patiënten ook gewoonlijk bij hun leven in de urine ontdekken en hebben verder gewoonlijk hoge, ongeregelde en lastige stoelgang.
De hoofdoorzaak op welke wijze deze plekken in de longen enz ontstonden is gelegen primitief in de abnormaliteit der circulatie en dus ook in de doorzeiging of voeding, wederopslorping enz. enz. Dit kan natuurlijk teweeg gebracht worden door verschillende oorzaken, zooals men weet heeft de voeding of doorzeiging in de fijnste vertakkingen vooral van de slagaderlijke vastacapillaria of haarvaten en wel gewoonlijk door diffusie dat wil zeggen, hier moeten twee vochten aanwezig zijn en in de dichtheid aan elkander verschillen, dus het eene vocht moet noodwendig meer afgelosten organische en anorganische bestanddelen bezitten dan het andere, terwijl vervolgens deze vochten moeten gescheiden zijn door een poreuse tusschenwand bijvoorbeeld een dierlijk vlies, nu krijgt men een zuivere natuurwet en wel dat deze vochten de natuureigenschap zich onherroepelijk met elkander te willen vereenigen, gaat men nu na dat dit het geval in de haarvaten ook is, dat het vocht hetwelk zich daarbinnen bevind dikker is dan daar buiten in de vastere deelen des lichaams of liever het vocht dat tot voeding heeft gediendt en overtollig was, dan kan men zich voorstellen, dat hier een doorzeiging plaats heeft van het haarvaatje naar de vastere deelen en omgekeerd, de doorzeiging op deze wijze gaat zeer traag en zou ten eene male voor het corpus onvoldoende zijn, ware het niet dat deze doorzeiging aanmerkelijk wordt versnelt door het aanhoudende fibreeren der kleine takjes der nerven = zenuwen, wiens roeping het is op de haarvaatjes intewerken en hare wandjes door uitzetting meer poreus te maken, dezewerking behoort nu ook juist tot de zuivere innervatie (zenuwleiding) en het juist een grootere of kleinere stoornis dezer innervatie welke zoo menige kwaal maar vooral Aschtma in het dierlijk organisme doet geboren worden, een schrik, driftig maken, plotselinge harstochtelijke zenuwaandoeningen van welke aard ook, later kunnen sporen van stoornis in de innervatie op verschillende plekken vooral in de longen na, de doorzeiging (voeding) gaat mankeeren, de bloedvaten en vaatjes worden hoe langer hoe voller, dikker en vuiler met geronnen bedorven stoffen verstopt, de plekken groeien voordurend aan, en naarmate de benauwdheden der longen zich door dat de luchtblaasjes in hunnen functiën belemmerd worden, de benauwdheden worden heviger, de patiënt verzwakt en eindelijk volgt de dood.
Thans vertrouw ik volgens mijne bescheiden meening met deze paar woorden, mij verklaarbaar te hebben gemaakt, in welke toestand de patiënt zich bevind, terwijl ik nu zal overgaan tot het geven van een helder inzicht hoe verkeert, ja steeds doodelijk de meeste medicijnen werken, welke door de heeren medici in gevallen van Aschtma worden voorgeschreven en toegediend.
Hierover wil ik zeer kort doch niet minder krachtig zijn, welke tog zijn die medicijnen welke men de patiënt te slikken heeft, vooral als zoon benauwdheid opkomt, ten einde dien direct den kop intedrukken, of liever voor eenige ogenblikken te smoren, welke ik moet gelijkstellen bij wijze van pijnbank.
Deze bestaan niet anders als uit de zwaarste vergiften, zooals, morphine, cloraal, arsenikum, stramonie en meer anderen, met deze vier wordt echter fataal gespeeld, als of ze kinderspeelgoed zoo onschuldig moogelijk waren, wat is hunnen uitwerking? Zij dooden de nerven belemmeren ze geheel naar mate men al meer en meer gebruikt, dus de abnormaliteit in de innervatie welke reeds bestond, waaraan de kwaal zijn oorsprong ontleend wordt inplaats van met hand en tand uitgeroeid nog vertien, verhonderdvoudigd, genoemde vergiften maken vooral het bloed dikker, trager van gang, dus groote stoornis in de circulatie, het eenige en ware wat den mensch en het dier doet leven enz. enz. in plaats van juist in omgekeerde verhouding op den patiënt te werken, waaruit volgt dat de patiënt inplaats van door die medicijnen genezen te worden, jaren van marteling wordt bereid, of zooveel vroeger een laatste rustplaats bezorgd, want hij of zij die na zoo’n marteling de oogen sluit, kan met zelfvoldoening zeggen: Godddank, ik krijg rust.
Onnodig is het te willen betoogen dat deze vergiften werkelijk die uitwerking op het organisme hebben, ik verwijs daartoe alleen bijvoorbeeld naar de kraamkamer, hoevelen vrouwen, vooral uit de grootere standen der Maatschappij zijn er niet in het kinderbed gebleven, welke hadden kunnen behouden worden, had niet die vervloekte morphine hare toevlugt geweest om zich te bedwelmen uit angst voor pijnen; de natuur welke bij eene vrouw in deze positie haar zoo krachtig ter hulpe snelt is stil, is bijna dood; nu komt alles op den verloskundige aan, hij spant zich in, hij ziet geen kans meer, hij haalt zijn instrumenten welken zonder gebruik van morphine zoo goed hadden kunnen gemist worden; en ja uit het eene wordt het andere geboren, maar de morphine, vrouw zij betaalt de tol der natuur. Hiermede heb ik alles aangetoond, er bijvoegende dat ik het meer als hard en onverantwoordelijk vind, dat de patiënten op dusdanige wijze zoo argeloos worden vermoord. Dat ik geen bevoegd geneeskundige ben, weet ik maar al te goed, maar als ik dan door verschillende bewijzen slaag, dat mijne methode de eenige ware is ten einde zich voor argeloos moorden te voorkomen, dan vraag ik bescheiden aan het Publiek waarom in die oude sleur doorgegaan, en niet de oogen geopend, voor die schoone zon welke is opgegaan, zoowel voor Aschtmalijders als voor andere kwalen, en hierbij spreek ik de nederige wensch uit, dat ieder beoefenaar der geneeskunst, en het wel met de menschheid meent, notitie dezer woorden mogen nemen. Daar het als beschaafd en wel-opgevoed man nooit mijn gewoonte is, iets te doen dat tegen de wet zou indruischen zoo ben ik mij geen enkele overtreding der wet bewust en zal ik zoo vrij zijn de praktische uitoefening mijner methode mondeling verklaarbaar te maken enz. enz.
G.A.P. Hofmans
Massage
Duplicaat van bovenstaand afgevraagd door het Hooge Gerechtshof te Amsterdam 1882
[11 februari 2019]
Terug naar Gerrit II Hofmans (20).
3 gedachten over “Gerrit II Hofmans (20 – bijlage)”